Hans is de jongste van drie kinderen in een arm gezin. Zijn broer wordt er als eerste opuitgestuurd om hout te hakken. Als een oude man hem vraagt zijn boterham met hem te delen weigert de broer en krijgt prompt een enorme buikpijn, waardoor er van het hakken niks terecht komt. Als daarna de zus eropuit gestuurd wordt overkomt haar hetzelfde. Daarna mag Hans het proberen, maar Hans deelt zijn karige boterham vriendelijk en krijgt als beloning een wonderlijke gouden gans.
Iedereen die Hans daarna met de gans ziet lopen wil een veertje meeprofiteren maar blijft vervolgens aan de gans plakken zodat er op het laatst een enorme stoet ontstaat die jammerend door het land trekt. Als de prinses dit ziet barste ze in lachen uit en dat komt goed uit want er was net een beloning uitgeloofd voor degene die haar aan het lachen kon krijgen. De prinses had namelijk last van somberziekte. Hans is nu de gevierde man en trouwt met de prinses. Eind goed, al goed.
Proeftekst Hans met de gouden gans
Hans.demo